Vroeger keek men naar de zon. Zo wist men hoe laat het was. Ze hadden nog geen klok maar ze hadden andere dingen om de tijd te meten. Ze gebruikten iets dat op een kompas lijkt.
Een kompas gebruiken we niet voor de tijd maar die vertelt ons hoe we moeten wandelen. Op een kompas staat noord, zuid, west, oost. Dat zijn windrichtingen. Op een kaart ligt het noorden altijd bovenaan. Het zuiden ligt dan onderaan. Het oosten ligt rechts. Het westen ligt links.
Sommige klokken werken op satellieten. Hoe kunnen die satellieten de tijd meten in de ruimte? Doet de zon dit? Zijn er mensen die de hele tijd aan klokjes draaien?
In steden werden klokkentorens gebruikte om mensen te laten weten hoe laat het was.
We kunnen kijken naar de zon. Komt de zon elke dag op hetzelfde moment op? In de zomer komt die vroeger op dan in de winter.
Een kompas gebruiken we niet voor de tijd maar die vertelt ons hoe we moeten wandelen. Op een kompas staat noord, zuid, west, oost. Dat zijn windrichtingen. Op een kaart ligt het noorden altijd bovenaan. Het zuiden ligt dan onderaan. Het oosten ligt rechts. Het westen ligt links.
Sommige klokken werken op satellieten. Hoe kunnen die satellieten de tijd meten in de ruimte? Doet de zon dit? Zijn er mensen die de hele tijd aan klokjes draaien?
In steden werden klokkentorens gebruikte om mensen te laten weten hoe laat het was.
We kunnen kijken naar de zon. Komt de zon elke dag op hetzelfde moment op? In de zomer komt die vroeger op dan in de winter.